Kastenstelsel
Inleiding kastenstelsel
Hoe heet je? Wanneer men deze vraag aan iemand in Nederland zou stellen dan zou het antwoord niets vertellen over zijn of haar achtergrond. Bijvoorbeeld: Een meneer Jansen kan werkzaam zijn als bakker, vuilnisman of postbode. Hij zou evengoed een burgemeester of bankdirecteur kunnen zijn. De achternaam zegt immers niets over iemands leven.
In de Hindoeïstische cultuur in India ligt dit heel anders, daar zegt het antwoord veel meer. Dit komt doordat de naam van een persoon erg veel over zijn achtergrond vertelt, bij de verschillende kasten horen ook verschillende achternamen. Wanneer een persoon zijn naam vertelt dan weet men vrijwel meteen waar die persoon vandaan komt, tot welke kaste hij behoort en daarmee ook welk beroep hij waarschijnlijk zal uitoefenen. Het belangrijkste is echter dat de persoon die het vraagt weet of de ander hoger of lager is dan hij.
De geschiedenis
De Indusbeschaving kende ruim 3000 jaar geleden al een soort van kastenstelsel. Steden waren toen opgedeeld in verschillende wijken waarin mensen woonden die eenzelfde ambacht uitoefenden. Wanneer kinderen werden geboren bij een smid dan werd er vanuit gegaan dat zij later waarschijnlijk ook smid zouden worden. De levensweg van een mens lag ook toen bij de geboorte al vast.
1500 jaar geleden traden de Indo-Europeanen het Noorden van India binnen, zij waren nauw verwant met de Perzen en de Afghanen. Ze noemden zichzelf de Ariërs, dit betekende de “heren” of de “aanzienlijken”.
Zij wilden zich absoluut niet begeven tussen de lokale bevolking, zij beschouwden deze mensen als onrein. Daarop besloten ze om hun nederzettingen gescheiden te bouwen van deze mensen, de lokalen mochten in geen geval in de nieuwe nederzettingen komen. Omdat de Indo-Europeanen toch contact met de buitenwereld nodig hadden om te overleven werden de mensen geselecteerd. De ene persoon mocht bijvoorbeeld de huizen bouwen, de ander mocht de straten vegen. In deze twee beroepen is een verschil in status aanwezig, de huizenbouwer krijgt relatief meer aanzien dan de stratenveger. Bij deze selectie van mensen werd over het algemeen vaak rekening gehouden met de huidskleur, hoe minder ze op de Indo-Europeanen leken, hoe lager het beroep was dat ze mochten uitoefenen (een donkerder huidskleur betekende een lagere sociale status). De basis voor het kastenstelsel in zijn huidige vorm was geboren.
De mensen werden eerst in vier kasten ingedeeld, daarbij stond uiteraard vast dat de blanke Indo-Europeanen tot de hoogste kaste behoorden. Zij benoemden zichzelf tot priesters van het Hindoeïsme. Met behulp van deze functie hadden ze niet alleen veel macht over de lokale bevolking, ook konden ze invloed uitoefenen op de heilige geschriften. In de loop van de tijd zorgden ze ervoor dat de noodzaak van het kastenstelsel in steeds meer heilige geschriften werd onderbouwd, zo konden ze hun eigen machtspositie behouden. Het kastenstelsel werd steeds meer een hoofdonderdeel van het Hindoeïsme.
In de loop der eeuwen ontstonden er naast de vier hoofdkasten allerlei nieuwe kasten en ontelbare subkasten. Het kastenstelsel was voortdurend aan veranderingen onderhevig wanneer er wijzigingen opdeden in de maatschappij. De belangrijkste verandering was de toewijzing van kasteloze status aan een grote groep mensen die men niet meer kon plaatsen in de samenleving.
Ook ontstonden er bijvoorbeeld aparte kasten van boeren, wevers, monteurs, kappers en schoenmakers. Het opdelen in beroepen gold alleen voor de mannen. De vrouwen werden geacht het huishouden te doen en de man te helpen bij de uitoefening van zijn beroep.
Regels van het kastenstelsel
Het kastenstelsel wordt gekenmerkt door ongelijkheid, maar ondanks die ongelijkheid hebben de kasten tegelijkertijd ook een nauwe samenhang. Voor elk soort werk is er een aparte (sub)kaste. Hoe onaanzienlijk dat werk ook mag wezen, het moet wel gedaan worden. Alle kasten zijn dus nodig. Deze nauwe samenhang zorgt ervoor dat de samenleving blijft functioneren. De mensen van de hogere kasten laten die van de laagste kaste niet verhongeren, deze zekerheid hebben ze. Maar daarnaast werkt dit wel weer een afhankelijkheidpatroon in de hand.
Het kastenstelsel bestaat uit de vier hoofdkasten:
– Brahmanen (priesters)
– Kshatriyas (krijgers)
– Vaisjas (handelaren en boeren)
– Sjudras (handwerkslieden)
Naast deze vier kasten was er ook nog een grote groep mensen die tot geen enkele kaste behoorde: de kastelozen of onaanraakbaren. De mensen in het westen kennen deze mensen als paria’s, deze naam is echter onjuist. De naam stamt af van de Pariyar-kaste in Tamil Nadu (Een van de zuidelijkste staten van India). De mensen van deze groep zijn voornamelijk bezig met het maken van trommels voor de talloze muziekkorpsen in die staat. Dit soort werk kan alleen maar door kastelozen worden gedaan, omdat de vellen voor de trommels van koeienhuid zijn gemaakt. Voor een vrome Hindoe is dat werk ondenkbaar, koeien zijn in het Hindoeïstische geloof immers heilig. De naam van de Pariyar-kaste drong lang geleden door in onze taal als paria’s.
In het kastenstelsel zijn drie hindoebegrippen erg belangrijk:
1- Wedergeboorte (reïncarnatie)
In het Hindoeïsme gelooft men dat men na de dood opnieuw geboren wordt. De ziel komt dan in een andere gedaante (mens of dier) weer terug op aarde. Door heel goed te leven wordt de ziel telkens in een hogere kaste wedergeboren om zo uiteindelijk bevrijd te worden van het aardse leven en één te worden met god.
2- Karma
Dit begrip geeft aan dat een hindoe als resultaat van daden in een voorgaand leven in een bepaalde kaste geboren wordt. Zo kun je geboren worden in een hogere kaste als de som van goede en slechte daden van het vorige leven positief uitvalt. Tijdens het leven kun je nooit van kaste veranderen.
3- Dharma
Dit begrip legt er de nadruk op dat de hindoe zijn plaats in een bepaalde kaste zonder protest moet accepteren. Als je de gevestigde gewoontes, regels en plichten van de familie, kaste, sekse, beroep en leeftijd nakomt, leef je volgens de Dharma. Zo bepaalt de Dharma bijvoorbeeld dat bij de landbouw alleen mannen mogen ploegen en dat de eerste irrigatie van het wintergewas alleen door vrouwen gedaan mag worden.
De hervormingen
De eerste tekenen van hervormingen binnen het kastenstelsel stammen af van de tijd rond Mahatma Ghandi, rond de jaren 40. Hij wilde de kastelozen meer in de maatschappij betrekken en gaf de mensen zonder kaste de naam Harijans, dit betekent “Kinderen van God”. Daarnaast wilde hij dat men, vooral door veel te praten, tot betere oplossingen moest komen voor de kastenkwestie zodat de Harijans een betere positie in de maatschappij kunnen bemachtigen. Et bleek echter onbegonnen werk. De mensen van de hogere kasten waren niet zomaar van plan om hun privileges met de, in hun ogen, minderen te delen.
De volgende grote strijder tegen het kastenstelsel stond op in de jaren 50. Zijn naam was Dr. Ambedkar, hij was zelf een kasteloze advocaat. Ambedkar ging een stapje verder dan Ghandi, de Harijans moesten niet door overleg hogere functies kunnen krijgen, ze moesten zich gewoon afkeren van het Hindoeïsme. De Harijans zouden hun heil moeten zoeken in godsdiensten die geen onderscheid maakten tussen de verschillende mensen. Veel kastelozen gaven hieraan gehoor, zij traden toe tot het Boeddhisme of de Islam.
Het kastenstelsel werd in die zelfde tijd ook officieel afgeschaft door de regering, want iedereen zou dezelfde kansen moeten hebben. Maar ondanks de officiële afschaffing, zijn de sporen van het kastenstelsel nog lang niet uitgewist.
Het kastenstelsel nu
Wanneer er gekeken wordt naar de huidige situatie van het kastenstelsel dan is er een duidelijk onderscheid te maken tussen twee verschillende gebieden. Aan de ene kant staan de steden, aan de andere kant staat het platteland. Dit is nodig omdat de steden een grotere ontwikkeling hebben doorgemaakt dan het platteland.
Platteland
Door de enorme bevolkingstoename van de laatste eeuw, van 265 naar 1027 miljoen, is de beschikbare grond per familie kleiner geworden. De meeste families die moeten leven van de landbouw zijn niet zo rijk. Ze bezitten maar een klein stukje grond waar ze veel mensen van moeten onderhouden. Binnen deze groep van arme grondbezitters is er een vervaging van het kastenstelsel aan de gang. Veel arme grondbezitter van de hogere kasten zijn gewoon boer geworden. Ze ploegen zelf, ze verzorgen zelf het vee en sommigen verbouwen zelf groenten omdat ze daarmee tenminste iets kunnen verdienen. De rijkere families uit hun eigen hogere kasten kijken de nieuwe boeren wel minachtend aan omdat ze eigenlijk het werk doen wat bestemd is voor een lagere kaste. Meestal trekken ze zich niets van die minachting aan, want ze hebben immers geen andere keuze. De rijkere families kunnen het zich veroorloven om volgens de regels van het kastenstelsel te leven door het inhuren van arbeiders voor mindere taken, de armere families hebben daar geen financiële middelen toe.
Hiermee is te zien dat het verschil tussen arm en rijk steeds meer invloed op het leven van alledag krijgt ten koste van het kastenstelsel. Het oude systeem worden langzamerhand verdrongen door het nieuwe systeem. Oftewel: Het oude kastenstelsel wordt verdrongen door het nieuwe klassenstelsel.
Daarnaast is er een vorm van emancipatie op gang gekomen op het platteland. De nieuwe generatie kastelozen wil niet langer door de overige Hindoes als minderwaardig gezien worden. Zij willen ook de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van voorzieningen die vooralsnog alleen voor de kasten gereserveerd zijn. Vorig jaar is het in Zuid India tot een botsing gekomen tussen de kastelozen en de anderen. Door het aanhoudende warme weer wilden de kastelozen graag gebruik maken van een poel om af te koelen. De poel was altijd bestemd voor de Sjudras, zij wilden niet dat de kastelozen in de poel kwamen. Dan zou het water verontreinigd worden. De kastelozen kwamen toch en er ontstond een vechtpartij. Het gevolg hiervan was dat twintig mensen van beide groepen werden opgepakt en een paar dagen in de cel moesten doorbrengen. Dit soort incidenten verwacht men in de nabije toekomst nog veel vaker.
Het kan worden geïnterpreteerd als een strijd naar gelijke rechten voor de kastelozen, de emancipatie is begonnen.
Steden
Het kastenstelsel is in de steden iets meer terug gedrongen dan op het platteland. Dit komt doordat men in de steden over het algemeen minder de drang heeft om oude tradities in ere te houden. Dit wil niet zeggen dat het kastenstelsel helemaal uit het straatbeeld is verdwenen, integendeel. De segregatie van bevolkingsgroepen is ook in de steden nog steeds ruimschoots aanwezig.
Bronnen
Literatuur:
– Landelijke India werkgroep. (1984). India: Oogst van armoede.
– Moore, Gilian., & Gestel, van, Jan. (1986). Bibliotheek der landen: India.
– Nagarajan, V. (1997). Foundations of Hindu economic state.